Vooral nu de donkere dagen weer aanbraken,
Kroop Piet vele nachten over de daken.
Hij legde zijn oor te luisteren hier en daar,
En hoorde in de donkere nacht Lizannes commentaar:
"Ze denken allemaal wel, straks zijn we klaar,
Maar dat is echt helemaal niet waar.
Als wij straks slagen voor onze bul,
Behaald aan de UNI, onze RUL,
Dan verwacht de hele wereld zomaar pardoes,
Dat we na een feestje met thee en slagroomsoes,
Aan de slag gaan en huisarts worden!
Om daarna een leven lang de kost te verdienen en te vullen onze pastaborden!
Maar daarvoor steek ik dus een stokje,
Ik schrijf het je op een notitieblokje.
Want daarin heb ik mooi geen zin,
Ik trek eerst de wijde wereld in!"
Piet kon niet geloven wat hij net had gehoord,
En dacht bij zichzelf: "Stik de moord,
Dat moet ik snel aan Sinterklaas gaan vertellen,
Hier in dit bed liggen waarlijk reisgezellen!"
Want volgens hem had niets in te brengen ene Thomas,
Die wou dat helemaal niet, maar volhardde in zwijgen, de Judas!
Thomas immers had allang doorgekregen zonder vragen,
Hoe hij pa en ma beter kon behagen,
Dan door als een gek door de wereld te gaan hobbelen,
En de ouwelui daarvoor nog wat duiten af te troggelen.
Nee kijk, van zijn ouders de diepste wens,
En daarvoor hoef je geen meter over de grens,
Was immers dat ze snel gingen trouwen,
En knus een eigen nestje gingen bouwen,
Genetisch gezien gaat immers alles voor de wind,
En dan krijg je snel gedachten over een kind.
Want pa en ma hadden allang door,
Daar in Utrecht, komt niks meer hoor!
Die hebben er twee, een jongen en een meisje, van elk een,
Bovendien, en dat is heel gemeen,
De kinderbijslag viel best tegen,
En tussen ons gezegd en gezwegen:
De kinderopvang wordt steeds duurder,
En het financiële klimaat wordt daardoor zuurder,
Dus van die kant valt niet veel meer te verwachten,
En pa en ma moeten nu maar op Lizanne en Thomas wachten,
Om hun oude dag te verrijken met een kinderschaar,
Een half dozijn of zo, in de komende paar jaar.
Maar ja, die twee hebben andere plannetjes,
Het lijkt verdorie wel of ze geloven in Kerstmannetjes,
Ze willen straks weg, de wijde wereld in,
Dus pa en ma krijgen vooralsnog niet hun zin,
En naast het verwerken van deze teleurstelling,
Kwam bij pa en ma en Sint en Piet ineens een angstige opwelling:
Hoe moet dat in een reis vol avonturen en gevaren,
Hoe redden ze zich, ze zijn nog in hun kinderjaren!
Hoe bijvoorbeeld volkomen onvoorbereid,
Lost Thomas het probleem op bij zijn meisje,
Als op het eerste het beste reisje,
Zij in de binnenlanden van de diepste jungle wordt,
Gebeten door een slang en neerstort,
En Thomas dan moet prikken door dat huidje,
Het gif uitzuigen, zonder geluidje,
Maar o jammer, hij heeft geen tools, gereedschap of getuig,
Om te steken, zuigen of te maken slangenspuug!
Of wanneer na het doorwaden van rivier of kreek,
Des avonds Lizanne wordt helemaal bleek,
Wanneer de schaamstreek van vriend Thomas, o huiver,
Vol zit met de ene na de andere bloedzuiger!
Dan heb je nodig tool, gereedschap en getuig en snel,
Anders krijgt hij bloedarmoede, dat weet je wel!
Of anders, aangekomen in het gebied van de Tupamara-indianen,
Die liever niet leven van bananen,
Maar glinsteroogjes krijgen van glimmende pret,
Bij de gedachte aan gekookt blank vlees met een randje vet.
Kijk, en dan lig je daar, naast de kookpot vastgebonden,
Zou je toch blij zijn als je iets had gevonden.
Een tool, gereedschap of getuig bijvoorbeeld,
Om de boeien van lianen los te snijden, het had geen haar gescheeld!
Of een ander beeld van nacht en merrie,
Je dwaalt door de Kala-Hari, heet en zonder herrie.
Je barst van de dorst, je gaat kapot,
Kunt in obsessie alleen nog maar denken aan het genot,
Om die fles wijn te mogen drinken, je hebt hem in je hand,
Maar je krijgt hem niet open, geen tool, geen getuig, je verliest het verstand.
En zo ga je dan aan je einde komen,
Afgelopen zijn al je jongensdromen!
Nee, dat kan Sint niet laten gebeuren, dat mag niet bestaan,
Nee, jong, je kunt straks rustig slapengaan!
Want met de hulp van Piet is tot stand gebracht,
Wat je in je stoutste dromen niet had verwacht,
Een uniek hulpmiddel is geboren,
Het is haarscherp gecalculeerd, met alle toebehoren!
De afstandsmeetlijnen zijn getrokken,
Vanuit de Battalaan te Maastricht,
Waar, zo weet de Sint, ze al jaren hokken,
Het jongske en het wicht.
En als het er dan toch maar van moet komen,
Jullie twee, vervul dan al je dromen,
Wordt arts en ga dan reizen,
Maar laat Piet je eerst nog wijzen,
Hoe je met dit getuig dan om moet gaan,
En daardoor gezond op je benen blijft staan!
Bedenk daarbij: zoals het klokje thuis tikt, tikt het overal,
Of anders gezegd: oost, west, thuis is ook niet alles, ben je mal!

Sint en Piet.


Dit gedicht is ingezonden door Marcel

Volgende gedicht: Had de Sint het nu goed gezien
Vorige gedicht: Sinterklaas zat te bedenken
Terug naar de lijst met ingezonden gedichten
Sinterklaasgedichten zoeken op trefwoord